Metareflectie
Een reflectie op veranderen in de VVT
Schaarste is van alle tijden. Op een gegeven moment moet je het doen met de middelen die er zijn. Dat kan de transformatie ook voorwaarts helpen. Laten zien dat je vertrouwen hebt in de doorgaande beweging, door te gaan dóén. Alle hobbels onderweg vormen de context waarin en waardoor de transitie vorm krijgt. Een ideaal, vooraf ontworpen pad is er niet. Het is dus zonde van de tijd om daarop te wachten. En eruit stappen is ook geen oplossing. Integer en moreel samen puzzelen, bouwen en ploeteren wél. Vanuit een gedeeld besef dat transformeren moeilijk, maar noodzakelijk is. Complexiteit wordt ervaren en opgelost in de praktijk.
Tijdens de veranderateliers is er veel aan de orde geweest. De begeleiders zijn er als het ware boven gaan hangen en hebben hun observaties op een rijtje gezet. Die vind je terug in onderstaande metareflecties. Deze kunnen je helpen als je taal en verhaal zoekt bij alles wat je tegenkomt in de transitie van ‘zorgen voor’ naar ‘samenleven met’.
Veranderaar zijn vraagt in de transformatie een lange adem en leiderschap. Het vraagt dat we voorbij organisatiebelangen en vanzelfsprekendheden kunnen denken en handelen.

Veranderen is een grondhouding
Er wordt nog veel gewerkt vanuit de impliciete aanname dat na implementatie ‘de klus gedaan is’. Mensen gaan er vaak vanuit dat een project klaar is als het is ingevoerd, dat daarmee de werkelijkheid is aangepast. Maar voortdurende veranderingen in de maatschappij, in organisaties en bij partners, maken dat implementatie lang niet altijd blijvende verandering betekent. Organisaties die de verandering zien als doorgaande beweging nemen medewerkers mee. Dat is belangrijk voor het succes van de transformatiebeweging als geheel. Veranderaars in deze organisaties hebben aandacht voor de gewenste grondhouding en zijn zich blijvend bewust van de (veranderende) context voor de transformatie.
In de veranderaars, als dragers van de transformatie, komen uitersten samen. Zij zijn bij uitstek de aanjagers die of/of denken kunnen transformeren tot en/en denken. Daardoor kunnen zij helpen om tegenstellingen te overstijgen. Denk aan groot én klein denken; korte én lange termijn; binnen de organisatie én organisatie overstijgend, technologisch én mensgericht. Veranderaars richten zich zowel op kiemen en zaailingen van een nieuwe zorgcultuur als op richtinggevende toekomstbeelden. Waarbij de opgave is: het bestaande anders zien. ‘Doe klein’ en ‘Denk groot’ kunnen niet zonder elkaar.

Transformeren is niet alleen ontwikkelen, maar ook belichamen
Ontwikkelen, bewegen, nieuwe experimenten en ontmoetingen worden vaak als positief ervaren. Vervolg geven aan deze impulsen - het omzetten van katalyserende momenten in de dagelijkse praktijk - blijkt lastig. Iedereen is wel bezig met het vormgeven van verandering. Zeker nu er breed gesproken wordt over crisis en dat ‘het nu écht moet’. Toch blijft de blik van velen vooral gericht op de eigen taak. Klein blijven, beperkte rolopvatting, bescheidenheid en dienstbaarheid of liever onder de radar blijven, lijken ingebakken patronen in het systeem te zijn.
Hoe ziet het daadwerkelijk belichamen van de transformatie eruit als je personeelszaken doet of middelmanager bent? Hoe kun je vanuit je opdracht ruimte vinden om in de spanning tussen heden en toekomst te gaan staan en zo bij te dragen aan de transformatie door jouw beïnvloeding van dagelijkse vragen en acties?
Complexiteit wordt over het algemeen ervaren en opgelost in de praktijk. Gedoe is geen hobbel om te nemen maar een plek om lerend te ontmoeten. Kun je elk dagelijks contactmoment als transformatiekans zien?

De transformatie is existentieel
De transformatie heeft gevolgen voor professionals, organisatie en de hele samenleving.
De houdbaarheid van de zorg wordt niet beslist door geld, maar door heruitvinden van samen-leven. De transitie vraagt een werkelijk afscheid van de idee dat beleid en praktijk gescheiden zouden zijn. Iedereen werkt met zowel beleid als praktijk, met zowel identiteit en drijfveren als doelen en realisatie. Als de reflex van ‘zorgen voor’ verschuift naar ‘samen leven met’, dan verandert uiteindelijk het hele systeem. De verhouding tussen formele en informele zorg, technologische en menselijke ondersteuning, zorg en welzijn. Daarmee verandert de identiteit en de betekenis van het vakmanschap van de zorgprofessionals. Ook de werkprocessen in organisaties en de verhoudingen tussen organisatie onderling verschuiven fundamenteel. Ook het vraagstuk tijd is aanwezig in lange en korte termijn, bijvoorbeeld in het vraagstuk ‘wonen’. Nieuwe woonvormen zijn niet zomaar gerealiseerd.
Systeemvraagstukken (multi-actor en multi-factor) kunnen niet lineair en analytisch worden opgelost. Zowel cliënten en professionals als organisaties en alle burgers in de samenleving hebben iets nieuws te doen.

Gezamenlijk leren als motor voor transformatie
Veel professionals werken ‘op intuïtie', maar wees je ervan bewust dat intuïtie vol zit met oud gedrag. Een verandering als de transitie vraagt meer dan alleen individueel leren. Heel wat problematiek wordt ‘individueel afgewenteld’ en toegedicht aan gebrek aan vaardigheden. Werken in een veranderende context vraagt om een lerende houding. Leren is een onmisbare motor voor transitie en omgekeerd. Het is van belang om mensen, kennis en energie bij elkaar te brengen zodat alle kleine projecten en impulsen van ‘druppels’ tot een golf van transitie kunnen worden. Leren klinkt gemakkelijker en aantrekkelijker dan het is. Het kost tijd en het is onvermijdelijk dat al lerend fouten worden gemaakt. Geleerde lessen zijn lang niet altijd schaalbaar of overdraagbaar; iedere professional en iedere locatie heeft haar eigen leercurve te doorlopen. Het vraagt moed en doorzettingsvermogen om bewust tijd en aandacht aan leren te blijven geven. Collectief leren blijft van groot belang. Niet méér beleid, maar méér collectieve ontmoeting (zingeving) en moed om te vertragen. Als alle betrokkenen en partijen in de transitie iets te doen hebben, hebben de veranderaars iets te doen met alle partijen. Wat hebben het stelsel, de organisatie, de mensen en de specifieke rollen nu echt te leren in deze transitie?
In transformaties gaat leren niet over het volgen van een plan, maar over het samen onderzoeken wat werkt in een onbekende werkelijkheid. Het vraag om openheid voor wat nog niet past, om uitproberen, reflecteren en durven ‘niet te weten’. Leren verbindt denken en doen, beleid en praktijk, individu en systeem. Zo kunnen nieuwe patronen van handelen ontstaan.
Download Schema Metareflectie
Taal doet er toe, zowel in- als extern

Benoemen legitimeert, maakt werkelijkheid en zorgt voor wederzijds begrip. Bijvoorbeeld: verandering betekent niet alleen iets nieuws, aantrekkelijks, maar ook afscheid en verlies. Dit brengt rouw met zich mee. Het expliciet maken van ‘rouw’ in taal heeft een verbindend effect en kan een gezamenlijke, nieuwe ruimte openen. Zowel tussen veranderaars en collega’s in de staf of lijn, als tussen professionals en cliënten met hun netwerk.
Een ander voorbeeld vormt het woord ‘schaarste’. De eerste associatie daarmee is ‘alles wat er niet meer kan’, terwijl als je gaat dóén, blijkt er ruimte te ontstaan voor wat er wél kan. Schaarste kan dan juist ‘overvloed’ blijken.
Als de transitie context-relevante taal krijgt (passend bij regioverbindingen, bij samenwerkingen in buurten), dan wordt de beweging meer community building dan een rits programma’s of projecten. Een gezamenlijke taal, die uitnodigt en regelt, betekent ook het vermijden van ‘oude taal’ die oude betekenissen en patronen levend houdt. Woorden als experiment, project en pilot kunnen een schijngevoel van resultaat en verandering geven.
Herken oude taal en zie de contraproductiviteit in van sommige oude taal. Niet helpende ‘mantra’s’ zijn bijvoorbeeld:
- ‘wegzetten van projecten’
- ‘implementeren en doorrrr....’
- ‘ik zie veel weerstand’
- ‘ik doe het net zo snel zelf’
- ‘ze’ moeten echt meer duidelijkheid scheppen
- ‘ze’ moeten eigenaarschap nemen
Het helpt om met elkaar nieuwe woorden te vinden die in de eigen context precies passen.

Tot slot enkele metavragen voor veranderaars
- Wat wil ik zijn? Een realistische idealist? Een pragmatische activist? Of….
- Hoe laveer ik tussen: organisatieopdracht en transformatieopgave? dagelijks werk en toekomst? het kleine (inzoomen) en het grote (uitzoomen)?
- Kan ik samenhang en verbinding zien tussen alles wat loopt, in de wetenschap dat ik het geheel nooit kan overzien en kan managen?
- Wat zijn indicatoren waaraan ik kan zien of we het goede doen en in beweging blijven?
- Welke kernwaarden gebruik ik in mijn afwegingen? Blijven deze gelijk, als alles verandert?
- Welke normen, waarden en overtuigingen hanteer ik, bewust en onbewust, in mijn praktijk als veranderaar?